Verkiezingsdialoog vol verbinding, vertrouwen en verbeelding

Op initiatief van de We Doen Het Samen-coalitie gingen op woensdagavond 7 oktober in het Haagse Laaktheater vertegenwoordigers van drie maatschappelijke initiatieven in gesprek met vijf politici van verschillende partijen. Het was nadrukkelijk geen debat, maar een dialoog over de uitdagingen van gemeenschappen in hun contact met de overheid. 

“We lopen vast door debatten,” lichtte organisator Marieke van Doorninck de opzet van de avond toe. “Overal in Nederland gaan in buurten en wijken mensen met allemaal verschillende achtergronden en meningen met elkaar in gesprek omdat er iets moet gebeuren. Of het nu gaat over armoede, energie of voedsel. Die kracht willen we delen met de politiek, zodat de politiek ook naar oplossingen kan zoeken.”Aan het dialoog namen de volgende politici deel: Emin Basoglu (SP), Pieter Grinwis (ChristenUnie), Suzanne Kröger (GroenLinks-PvdA), Anna Veltkamp (Volt), Johanna de Vries (CDA).

Een plek aan tafel
Fatima Polat van de Alliantie Delft West, één van de dertig gebieden in het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, bracht als eerste een uitdaging in. In deze alliantie werken bewoners, organisaties, ondernemers en de gemeente samen aan verbetering van de leefbaarheid en veiligheid. Polat: “Bewoners zitten niet op een gelijkwaardige manier aan tafel. Ik zit aan tafel in mijn eigen tijd, werk 50 à 60 uur in de week. De directeuren aan tafel worden gebriefd door hun medewerkers. Wij eisen onze plek op. Daarom hebben we een manifest opgesteld en onszelf uitgenodigd bij het ministerie van BZK. Daar is het manifest goed ontvangen, maar hoe maken we het structureel aan tafel hebben van burgers de norm?”

Eigenaarschap in plaats van inspraak
Volgens Johanna de Vries van het CDA kunnen gemeenten lokaal best veel doen. Zo deelde De Vries als wethouder Welzijn in Rijswijk subsidies uit en was het aan tafel halen van bewoners daarbij een van de eisen. Op landelijk niveau valt te denken aan experimenteerbepalingen. Polat heeft een versnipperd beeld van de lokale situatie: “Ik moet aan tafel de wethouder soms corrigeren: in gemeente X kan het wel. Waarom hier niet?” 
Suzane Kröger van GroenLinks-PvdA vroeg door op het woord ‘gelijkwaardigheid’. Polat: “Dat gaat over eigenaarschap, niet alleen over inspraak. Het geld dat we als alliantie ontvangen, gaat vaak naar externen die het gebied helemaal niet kennen. Er wordt geïnvesteerd in het systeem in plaats van in de bewoners.”

Het belang van taal
Emin Basoglu van de SP bracht het uitdaagrecht in. Dat is het wettelijk recht voor inwoners en maatschappelijke organisaties om taken of diensten van gemeenten, provincies of waterschappen over te nemen, als zij denken dit beter, slimmer, goedkoper of efficiënter te kunnen doen. Hij was benieuwd hoe het Polat was gelukt in de alliantie aan tafel te komen. Polat: “Ik ben gevraagd door de wethouder en burgemeester. Ik werk bij de rijksoverheid, maar spreek ook de taal van het ‘gewone volk’. Dat is nodig want we krijgen als alliantie enorme pakken papier. In onze wijken wonen wel 100 verschillende nationaliteiten. Je hebt 100 verschillende manieren nodig om een boodschap te laten overkomen.”  

Wie moet aan wiens jas trekken?
Ook de andere aanwezigen namen actief deel aan het gesprek. Zo werd vanuit de zaal de vraag ingebracht of bewoners als collectief ook vertegenwoordigd zouden moeten worden in de Sociaal-Economische Raad (SER). Daar reageerden de politici niet meteen enthousiast op. Een alternatief geluid uit de zaal: Je kunt ook stellen dat gemeenschappen juist vaker de overheid bij hen aan tafel moeten uitnodigen. De opmerking van Anna Veltkamp (Volt) dat politici in het kader van co-governance vaker aan het jasje van initiatiefnemers zouden moeten trekken in plaats van andersom, werd met applaus ontvangen. Polat: “Ik geloof in het samenbrengen van formele én informele netwerken. Als je die met elkaar verbindt dan groeit iedereen.”
Bij experimenteerbepalingen werd de kanttekening geplaatst dat dat vaak leidt tot uitzonderingen, terwijl samenwerken met actieve bewoners juist de norm zou moeten zijn. De aanwezigen leken het erover eens te zijn dat experimenteren op zich prima is, als het doel maar echte verandering is. 

Regeldruk
In het Fries namen Annelies Brandsma en Anneke Lukkes, bestuurders van de Oldeberkoopse stichting Welzijn op Dorpse schaal, het stokje over. Vol trots vertelden ze dat hun dorp 1.500 inwoners telt en dat tientallen daarvan als vrijwilliger meedraaien in het multifunctionele dorpshuis. Met elkaar organiseren ze allerhande activiteiten voor jong en oud om participatie en zelfredzaamheid in het dorp te vergroten. Complimenten krijgen ze genoeg. De wethouder zegt bijvoorbeeld: ‘We moeten nog beleid schrijven, maar jullie doen het al!’ Belangrijker: deelname aan de activiteiten van de stichting lijkt het doktersbezoek te doen afnemen. Vragen waar Annelies en Anneke tegenaan lopen: “We wilden iets worden, maar wat? Welke organisatiestructuur past bij ons? We kregen in contact met de overheid te maken met allerlei afkortingen: BHV, EHBO, VOG, vakjargon dat we opeens moesten begrijpen. Controle van een accountant, het organiseren van toezicht. Hoe werken al die regels? Vrijwilligers haken daarop af.”

Kijk in je koelkast
Basoglu (SP) benadrukte in zijn reactie het belang van een plek voor maatschappelijke initiatieven. Hij herkent het beeld dat kleine initiatieven vaak ondersneeuwen omdat gemeenten vaak kiezen voor een grote marktpartij: “Je moet kijken wat je in je koelkast hebt, voordat je inkopen gaat doen.” Veltkamp (Volt) vroeg aandacht voor de lange historie van mienskip, gemeenschapszin. “Samenwerken in gemeenschappen doen we al heel lang, maar we zijn het misschien wat verleerd. In ons verkiezingsprogramma vertellen we hoe we de relatie tussen maatschappelijke initiatieven en overheid willen versterken. Sommige regels zijn er echter niet voor niets; een VOG is best prettig als je met kinderen werkt.” 

Kopje koffie
De Vries noemde het gemeenschapsfonds dat het CDA wil oprichten. Had dat Welzijn op dorpse schaal geholpen? Brandsma en Lukkes denken van wel. Daarnaast hadden ze graag gezien dat ze van start hadden kunnen gaan vóórdat ze een rechtsvorm hadden gevonden. Lukkes: “Je moet klein beginnen, bij de burger. Maar die heeft soms niet eens geld om een kopje koffie aan te kunnen bieden.” Dus ook niet om naar de notaris te gaan en een stichting op te richten. 

Nieuwe rechtsvorm
In de zaal werd opgemerkt dat er in het buitenland al rechtsvormen voor maatschappelijke initiatieven bestaan. En wordt het niet tijd voor een Wet Gemeenschap en Overheid in aanvulling op de Wet Markt en Overheid? Aanhakend op de metafoor van Basoglu: de maatschappelijke initiatieven in ‘zijn koelkast’ maken alleen een kans als de aanbestedingsregels worden aangepast. In landen om ons heen zijn daar goede voorbeelden van te vinden. Grinwis (ChristenUnie) vroeg zich af hoe we een samenwerking kunnen creëren op basis van vertrouwen als de regels zijn gebaseerd op wantrouwen: “Dan krijg je een manier van leven waarin je rechten gaat claimen. Misschien een bijzonder katholieke spreuk voor een protestant, maar je kunt beter achteraf vergeving vragen dan vooraf toestemming.” Hij vertelde dat zijn partij al eens een initiatiefwet heeft ingediend over de besloten vennootschap met een maatschappelijk doel (BVm). “Die ligt te verstoffen op een ministerie.” Kröger, enthousiast: “Die zou kunnen leiden tot een eigen rechtsvorm voor initiatieven! Als we dat wetsvoorstel nou eens verbreden?” 

Structurele financiering
Tot slot bracht Bram Dingemanse van de Rotterdamse Welzijnscoalitie Delfshaven de uitdagingen van maatschappelijke initiatieven op het gebied van financiën voor het voetlicht. Dat deed hij aan de hand van de boeken van Ayn Rand. Dingemanse laat zien dat zelfs de meest verstokte kapitalist maatschappelijke waarde wil creëren. Dingemanse: “Eenzaamheid is de grootste en duurste kwaal van onze tijd. Alle partijen maken zich daar zorgen over. Hoe keren we dat tij? Een bedrijfsmatige aanpak werkt niet. In Rotterdam hebben we geleerd dat we met 20 euro per inwoner een netwerk van buurtinitiatieven kunnen ontzorgen.” Dingemanse stelt voor het benodigde geld weg te halen bij middelen die nu naar preventie gaan. Hij roept de partijen op zich te verenigingen en samen in de gezamenlijke droom van buurtkracht te investeren. 

Behapbaar
Grinwis beaamde dat bewoners nog te vaak worden vergeten in de huidige geldstromen. Uit de zaal kwam de suggestie die geldstromen daarom te oormerken voor bewonersinitiatieven. Basoglu zag mogelijkheden door bij grotere aanbestedingen opdrachten op te knippen in voor lokale initiatieven behapbare delen.  

Voorbij goed en kwaad
Organisator Van Doorninck vatte de dialoog in drie woorden samen: verbinding, vertrouwen en verbeelding: “We moeten onderling relaties aangaan, bij elkaar aan tafel komen om samen ideeën uit te werken tot oplossingen. Daarmee creëren we vertrouwen: het vertrouwen dat burgers het net zo goed of beter kunnen dan de markt én het vertrouwen dat politici luisteren en graag samenwerken. De samenleving zoals we die graag zouden hebben, bestaat nog niet, maar als we die kunnen verbeelden dan kunnen we er wel aan werken. Deze dialoog heeft daarvoor heel praktische tips opgeleverd, zoals een gemeenschapsfonds, geoormerkte financiering voor gemeenschappen in de grote landelijke programma’s en een speciale rechtsvorm voor gemeenschappen.” Gespreksleider Bahram Sadeghi sloot de bijeenkomst af met een toepasselijke quote van de 13de-eeuwse Perzische dichter Rumi: “Voorbij wat goed en kwaad is, is er een veld. Daar zal ik je ontmoeten.”